Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [14]En [15]die zich nederbuigen op [16]de daken voor [17]het heir des hemels, en die zich nederbuigende [18][19]zweren bij den HEERE, en zweren [20]bij Malcham; 14. Te weten, Ik zal uitroeien. 15. Dat is, niet allen degenen, die openbare afgodendienaars waren, maar ook hen, die een vermengde religie hebben en die nevens of met hunne afgoden ook den ware God dienen willen. Hetwelk God verbiedt 1 Kon.18:21, en 2 Kon.17:33; Ezech.20:39. 16. Die in Judea en andere landen daar omheen, plat waren; zie de aantekening bij Deut.22:8, en op welke zij dikwijls hunne afgoderij bedreven; zie 2 Kon.23:12, en Jer.19:13. 17. Dat is, voor de sterren, zon en maan. Zie de aantekening bij Deut.4:19, en Jer.7:18, en Jer.10:2. 18. Of, den Heere zweren, gelijk 2 Kron.15:14; hetwelk betekent Gode gehoorzaamheid en onderhouding zijner geboden beloven, en zich Gode heiligen en overgeven. 19. Zie de aantekening bij Jer.49:1. 20. Of, Melech, of Moloch, den afgod der kinderen Ammons. Doch onder dezen afgod kan men ook alle andere afgodenn verstaan, welken de afgodendienaars noemden hunne koningin. Melech betekent in het Hebr. een koning.